In de zevende en achtste eeuw veroveren Arabieren grote delen van Georgië. Van 735 tot ongeveer 1080 worden Tbilisi en omgeving bestuurd als emiraat. Halverwege de elfde eeuw krijgt Georgië ook te maken met invasies van het Turks-Perzische Seltsjoekenrijk. In 1122 wordt Tbilisi heroverd door Koning David IV van Georgië.

De Bagratiden-dynastie komt aan de macht in zowel Iberië als Abchazië, verenigt Georgië in één feodaal koninkrijk en verdrijft langzamerhand alle binnenvallende grootmachten.

Onder David IV (David de Bouwer) verdubbelt de omvang van het Georgische koninkrijk en worden de Seltsjoek-Turken verdreven. Een periode van culturele en religieuze bloei breekt aan, die voortduurt onder zijn opvolgers. Onder Koningin Tamar is Georgië het grootst en rijkst. Haar macht strekt uit over het hele Kaukasus-gebied.

Na de Mongoolse invasies van de dertiende eeuw wordt het Koninkrijk Georgië opnieuw opgebouwd. De invasies en verwoestingen tussen 1386 en 1403 door de krijgsheer Timoer komt het koninkrijk echter niet meer te boven. Eind vijftiende eeuw valt Georgië uiteen in kleine, rivaliserende koninkrijkjes.

Het Verdrag van Georgievsk wordt ondertekend door Koninkrijk Kartli-Kacheti en het Russische Rijk. Dit oostelijke deel van Georgië wordt nu een Russisch protectoraat. Overigens: in 1983 wordt het tweehonderjarige bestaan van het verdrag gevierd met de inhuldiging van het “Rusland-Georgië Vriendschapsmonument” dichtbij Goedauri.

In 1801 wordt Kartli-Kakheti geannexeerd door Rusland. De westelijke Georgische gebieden worden tussen 1810 en 1878 veroverd.

Jozef Stalin wordt in geboren in Gori. In Gori staat sinds 1957 het Stalin-museum.

De Democratische Republiek Georgië wordt opgericht terwijl de Eerste Wereldoorlog en de Russische Revolutie het Russische Rijk uiteen doen vallen. De republiek wordt geleid door de Georgische Sociaal Democratische Partij (de mensjewieken).

Het Rode Leger valt in 1921 Georgië binnen. In 1922 wordt het opgenomen in de Sovjet-Unie.

Stalin overlijdt in 1953. In 1956 gaan de Georgiërs de straat op om te protesteren tegen de destalinisatie-politiek van opvolger Nikita Chroesjtsjov.